Irreële cognities

Ouders hoeven maar naar hun kinderen te kijken en ze zien of er wat aan de hand is, zo denken we. Of vanuit kinderen gezien: ik kan niets voor mijn ouders verborgen houden. Wat bleek uit onderzoek hiernaar? Ouders bleken maar matig goed in staat in te schatten of hun kinderen geheimen hadden. Ouders dachten echter dit wel goed in te kunnen schatten.

Je zou het kunnen zien als een aardig spelletje: ik weet, ik weet, dat jij iets verbergt, of iets dergelijks. Waarbij ouders dus zelden winnen. Maar het spelletje wordt serieuzer als je naar de gevolgen kijkt. Want de misinterpretaties van de ouders zijn niet straffeloos. Het denken bleek invloed te hebben op het gedrag van de ouders. Als ouders geheimen bij hun kinderen vermoeden reageren ze negatiever op hun kinderen en geven ze hen minder steun.

Voor kinderen die niets verborgen hielden en toch negatief benaderd werden is dit een hard gelag. Niet hun gedrag maar het denken van de ouders bepaalde hoe ze benaderd werden. Anders gezegd, niet de werkelijkheid maar het beeld van de werkelijkheid bleek het gedrag van ouders te sturen. Wat weet u van elkaar